De amplitude van een geluidsgolf wordt bepaald door de omvang of sterkte van de trillingen die de golf veroorzaken. In de context van geluid verwijst amplitude naar de maximale verplaatsing van luchtdeeltjes vanuit hun rustpositie terwijl de geluidsgolf zich door een medium voortplant. Hoe groter de amplitude van de trillingen, hoe luider het geluid dat door het menselijk oor wordt waargenomen. De amplitude wordt doorgaans gemeten in decibel (dB), wat de intensiteit van geluidsgolven kwantificeert.
In de algemene golftheorie vertegenwoordigt de amplitude van een golf de maximale verplaatsing of maximale waarde van de oscillerende grootheid vanuit zijn evenwichts- of nulpositie. In een transversale golf zoals een watergolf of een lichtgolf komt de amplitude bijvoorbeeld overeen met de maximale hoogte van de golftop of de maximale verplaatsing van de golfoscillaties. In het geval van een longitudinale golf, zoals een geluidsgolf, weerspiegelt de amplitude de maximale compressie of verdunning van het medium waardoor de golf zich voortplant.
De amplitude van een geluidsgolf beïnvloedt de waargenomen luidheid of intensiteit. Een geluidsgolf met een grotere amplitude produceert luider geluid omdat deze tijdens het reizen grotere schommelingen in de luchtdruk veroorzaakt. Daarom correleert de amplitude direct met de energie die door de geluidsgolf wordt gedragen, en beïnvloedt hoe deze wordt waargenomen door het menselijke gehoorsysteem en andere detectieapparatuur.
De amplitude van een geluidsgolf bepaalt de intensiteit of luidheid van het geluid dat door luisteraars wordt waargenomen. In de praktijk komen hogere amplitudes overeen met luidere geluiden, terwijl lagere amplitudes zachtere geluiden produceren. Deze relatie tussen amplitude en waargenomen luidheid is van fundamenteel belang om te begrijpen hoe geluid wordt gemeten en waargenomen in verschillende contexten, van alledaagse luisterervaringen tot industriële geluidsbeoordeling en akoestisch ontwerp.
Verschillende factoren bepalen de amplitude van een geluidsgolf. De belangrijkste bepalende factor is de energie die wordt doorgegeven aan de geluidsproducerende bron. Een luider geluid is het gevolg van een grotere hoeveelheid energie die naar het medium wordt overgebracht, waardoor grotere trillingen en golven met een hogere amplitude ontstaan. Factoren die de amplitude van de geluidsgolf beïnvloeden, zijn onder meer de sterkte van de geluidsbron, de afstand van de bron tot de luisteraar en elk tussenliggend medium dat geluidsenergie zou kunnen absorberen of reflecteren. Door deze variabelen aan te passen, kan de amplitude en dus de waargenomen luidheid van geluidsgolven in praktische toepassingen effectief worden geregeld.