Weerstanden verhogen de spanning in een elektronisch circuit niet. In plaats daarvan reguleren of beperken ze voornamelijk de stroom door een circuit. Wanneer een weerstand in serie wordt geplaatst met een spanningsbron en een belasting, ontstaat er een spanningsval over zichzelf volgens de wet van Ohm (V = IR), waarbij V de spanningsval over de weerstand is, I de stroom die door de weerstand vloeit. en R is de weerstandswaarde. Deze spanningsval is een resultaat van de inherente eigenschap van de weerstand om de stroomstroming tegen te werken. Hoewel weerstanden de spanning niet verhogen, kunnen ze de verdeling van de spanning binnen een circuit beïnvloeden door spanningsvallen over zichzelf te creëren.
Om de spanning in een circuit te verhogen, kunnen verschillende methoden worden gebruikt, afhankelijk van de specifieke toepassingsvereisten. Een veelgebruikte methode is het gebruik van een step-uptransformator of een DC-DC-boostconverter. Deze apparaten verhogen het spanningsniveau van een stroombron naar een hogere uitgangsspanning die geschikt is voor het circuit. Een andere benadering is het gebruik van spanningsvermenigvuldigers of ladingspompen, die condensatoren en diodes gebruiken om hogere spanningen te genereren uit een bron met lagere ingangsspanning. Bovendien kan het selecteren van een voeding of batterij met een hogere uitgangsspanning de beschikbare spanning voor het circuit direct verhogen.
In een elektronisch circuit dienen weerstanden verschillende doelen, afhankelijk van hun plaatsing en waarde. Over het algemeen worden weerstanden gebruikt om de stroom te regelen, spanningsniveaus in te stellen, de stroom te beperken om componenten te beschermen, spanning te verdelen of signaalniveaus aan te passen. Ze kunnen fungeren als stroombegrenzers, spanningsdelers, pull-up- of pull-down-weerstanden in digitale circuits, of dempingselementen in analoge circuits. Hun precieze functie hangt af van hun locatie in het circuit en hun weerstandswaarde, die hun impact op stroom- en spanningsniveaus bepaalt.
Weerstanden voegen geen spanning toe aan een circuit en trekken deze ook niet af. In plaats daarvan creëren ze spanningsdalingen die evenredig zijn aan de stroom die erdoorheen vloeit, volgens de wet van Ohm. Wanneer er spanning wordt aangelegd op een weerstand, vloeit er stroom doorheen, en de weerstand dissipeert elektrisch vermogen in de vorm van warmte. De spanningsval over de weerstand is recht evenredig met de stroom die er doorheen gaat en de weerstandswaarde ervan. Daarom beïnvloeden weerstanden de spanningsverdeling door spanningsdalingen over zichzelf te creëren op basis van de stroom die door het circuit vloeit.
Wanneer de weerstand in een circuit toeneemt, resulteert dit doorgaans in een afname van de stroomsterkte, volgens de wet van Ohm (V = IR). Deze afname treedt op omdat een hogere weerstand de hoeveelheid stroom beperkt die door het circuit kan stromen bij een gegeven aangelegde spanning. Naarmate de weerstand toeneemt, neemt de spanningsval over de weerstand toe bij dezelfde stroomsterkte. In praktische termen kan het verhogen van de weerstand het gedrag van circuits veranderen door de spanningsniveaus, stroomverdeling of de algehele prestaties van elektronische componenten te beïnvloeden, afhankelijk van het ontwerp en de operationele vereisten van het circuit.