Een weerstand vermindert de stroomsterkte in een circuit door weerstand te bieden aan de beweging van elektrische ladingen. Deze weerstand wordt gekwantificeerd door de weerstandswaarde van de weerstand, gemeten in ohm (Ω). Volgens de wet van Ohm (V=IRV = IRV=IR) is de spanningsval over de weerstand recht evenredig met de stroom die er doorheen vloeit en de weerstand. Door een weerstand in het circuit te introduceren, neemt de algehele weerstand toe, wat op zijn beurt de stroom voor een bepaalde spanning vermindert, waardoor de hoeveelheid stroom die kan stromen effectief wordt geregeld.
Een weerstand beïnvloedt de stroomstroom in een circuit door elektrische energie om te zetten in warmte-energie terwijl er stroom doorheen gaat. Wanneer er een spanning over een weerstand wordt aangelegd, ontstaat er een elektrisch veld dat kracht uitoefent op de elektronen, waardoor ze bewegen. Het materiaal van de weerstand weerstaat deze beweging echter, waardoor energie in de vorm van warmte wordt gedissipeerd. Deze dissipatie van energie resulteert in een daling van de stroom door het circuit. Door weerstanden met specifieke weerstandswaarden te kiezen, kunnen ontwerpers de stroomniveaus in verschillende delen van het circuit regelen.
Weerstanden vertragen de elektrische stroom door een potentiaaldaling te creëren, wat betekent dat een deel van de elektrische energie wordt omgezet in warmte terwijl de stroom door de weerstand beweegt. Dit proces vindt plaats omdat de elektronen botsen met de atomen in het materiaal van de weerstand, waarbij bij elke botsing energie verloren gaat. Deze botsingen belemmeren de vrije stroom van elektronen, waardoor de stroom effectief wordt verminderd. Hoe hoger de weerstand, hoe meer botsingen er optreden en hoe meer de stroom wordt afgeremd.
Een weerstand verzet zich tegen de stroomstroom door weerstand te introduceren in het pad van de elektronen. Deze weerstand komt voort uit de fysieke eigenschappen van het weerstandsmateriaal, die de beweging van elektronen belemmeren. Wanneer een elektrisch veld de elektronen door de weerstand drijft, ondervinden ze weerstand als gevolg van botsingen met atomen in de weerstand. Deze botsingen zetten een deel van de elektrische energie om in warmte, waardoor er minder energie beschikbaar is om de stroom voort te drijven. Als gevolg hiervan neemt de stroom af en regelt de weerstand effectief de stroom in het circuit.