Het verschil tussen actieve en passieve circuits ligt in hun componenten en functionaliteiten. Actieve circuits bevatten componenten die signalen kunnen versterken, oscilleren of wijzigen, waarvoor een externe stroombron nodig is voor hun werking. Deze componenten omvatten transistors, operationele versterkers en geïntegreerde schakelingen. Passieve circuits bestaan daarentegen uit componenten die alleen signalen kunnen verzwakken of energie kunnen opslaan en vrijgeven zonder dat er een externe stroombron nodig is. Voorbeelden van passieve componenten zijn weerstanden, condensatoren, inductoren en transformatoren. Actieve circuits kunnen de elektronenstroom regelen en zorgen voor vermogensversterking, terwijl passieve circuits de signalen niet kunnen versterken en alleen passief het signaal in het circuit kunnen beïnvloeden.
Voorbeelden van actieve circuits zijn versterkers, oscillatoren en spanningsregelaars. Een versterkercircuit maakt gebruik van transistors of operationele versterkers om de amplitude van een ingangssignaal te vergroten. Oscillatoren genereren periodieke golfvormen, zoals sinusgolven of blokgolven, met behulp van actieve componenten zoals transistors of op-amps om de oscillatie in stand te houden. Spanningsregelaars, zoals lineaire regelaars en schakelende regelaars, gebruiken actieve componenten om een stabiele uitgangsspanning te leveren ondanks variaties in ingangsspanning of belastingsomstandigheden. Voorbeelden van passieve circuits zijn onder meer filtercircuits, bestaande uit weerstanden, condensatoren en inductoren, die bepaalde frequenties selectief kunnen doorlaten of verzwakken, en verzwakkers, die de signaalsterkte verminderen zonder deze te versterken.
Het verschil tussen actieve en passieve apparaten ligt in hun vermogen om elektrische signalen te controleren en te versterken. Actieve apparaten, zoals transistors, op-amps en diodes, kunnen de stroom van elektrische stroom regelen en voor vermogensversterking zorgen. Deze apparaten hebben een externe voedingsbron nodig om te kunnen werken. Passieve apparaten, zoals weerstanden, condensatoren, inductoren en transformatoren, hebben niet de mogelijkheid om de stroom te regelen of signalen te versterken. Ze reageren alleen op de elektrische signalen die erop worden toegepast en hebben voor hun basiswerking geen externe stroombron nodig. Actieve apparaten zijn essentieel voor functies zoals versterking, schakelen en signaalmodulatie, terwijl passieve apparaten cruciaal zijn voor energieopslag, filtering en impedantie-matching.
Actieve en passieve SCR (Silicon Controlled Rectifiers) verschillen voornamelijk in hun poorttriggermechanismen en besturingsmogelijkheden. Een actieve SCR verwijst doorgaans naar een SCR die actief wordt bestuurd door een extern signaal dat op de poort wordt toegepast, waardoor deze precies naar behoefte kan worden in- of uitgeschakeld. Passieve SCR’s kunnen daarentegen verwijzen naar configuraties waarbij de SCR wordt gebruikt zonder externe poortbesturing, waarbij in plaats daarvan wordt vertrouwd op de circuitomstandigheden of inherente eigenschappen om te geleiden. De term “passieve SCR” wordt echter minder vaak gebruikt, omdat SCR’s inherent een poortsignaal nodig hebben om te activeren. Het belangrijkste onderscheid ligt in de actieve besturing van de poort in actieve SCR-toepassingen versus meer passieve circuitrollen in bepaalde configuraties.
Het verschil tussen actieve en passieve netwerken in de elektrotechniek ligt in hun componenten en functies binnen een circuit. Een actief netwerk omvat actieve componenten zoals transistors, operationele versterkers en geïntegreerde schakelingen, die vermogensversterking, versterking en signaalmodulatie kunnen introduceren. Deze netwerken hebben een externe stroombron nodig om te kunnen functioneren. Passieve netwerken bestaan uitsluitend uit passieve componenten zoals weerstanden, condensatoren en inductoren, die signalen niet kunnen versterken, maar wel functies kunnen uitvoeren zoals filteren, impedantie-matching en energieopslag. Actieve netwerken zijn essentieel voor toepassingen die signaalverwerking en versterking vereisen, terwijl passieve netwerken worden gebruikt voor eenvoudigere functies zoals filtering en energiebeheer.