In een generator verwijst de tegenstroom naar de situatie waarin elektrische stroom vanuit de belasting of het elektriciteitsnet terugvloeit naar de generator. Normaal gesproken zijn generatoren ontworpen om elektrische stroom te produceren en deze aan de aangesloten belasting of het elektriciteitsnet te leveren. Onder bepaalde omstandigheden, zoals tijdens storingen of wanneer de belasting stroom terug naar de generator genereert, kan er echter tegenstroom optreden.
Wanneer tegenstroom optreedt in een generator, vloeit deze doorgaans terug door de statorwikkelingen en rotorwikkelingen van de generator. Bij synchrone generatoren hangt de richting van de stroom bijvoorbeeld af van de relatieve faserelatie tussen de generatorspanning en de netspanning. Als de netspanning tijdens bedrijf de generatorspanning overschrijdt, kan er tegenstroom in de generator stromen. Dit fenomeen wordt beheerd via beveiligingsrelais en stroomonderbrekers om schade aan de generator te voorkomen en een stabiele werking van het elektrische systeem te behouden.
Omgekeerd vermogen in een generator treedt op wanneer het mechanische vermogen dat de generator aandrijft (van een krachtbron zoals een turbine of motor) kleiner is dan het elektrische vermogen dat wordt opgewekt. Deze situatie kan zich voordoen wanneer de generator is aangesloten op een systeem met overtollig vermogen, waardoor de generator als motor gaat werken en energie verbruikt in plaats van produceert. Omgekeerde stroombeveiligingssystemen worden in generatoren gebruikt om dergelijke omstandigheden te detecteren en te voorkomen, aangezien het werken in de omgekeerde stroommodus kan leiden tot mechanische spanning en mogelijke schade aan de generator.
In een AC-generator kan de stroom van richting veranderen vanwege de wisselende aard van de gegenereerde spanning. AC-generatoren produceren sinusoïdale spannings- en stroomgolfvormen die periodiek van richting wisselen (doorgaans 50 of 60 keer per seconde, afhankelijk van de frequentie van het elektrische systeem). Deze wisselstroom (AC) keert van richting om als de polariteit van de spanning verandert van positief naar negatief en omgekeerd. De richting van de stroom in het externe circuit dat op de generator is aangesloten, volgt de wisselspanningsgolfvorm, waardoor wordt verzekerd dat elektrisch vermogen effectief aan de belasting wordt geleverd.
Als een generator in de omgekeerde richting draait, kan dit aanzienlijke operationele gevolgen hebben, afhankelijk van het type generator en het elektrische systeem waarop deze is aangesloten. Bij synchrone generatoren bepaalt de draairichting bijvoorbeeld de fasevolgorde en de richting van de opgewekte spanning. Het omkeren van de draairichting kan leiden tot een onjuiste fasevolgorde, wat de synchronisatie met het elektriciteitsnet beïnvloedt en mogelijk elektrische instabiliteit of schade aan de apparatuur veroorzaakt. In sommige gevallen zijn generatoren ontworpen met mechanische en elektrische beveiligingen om onbedoelde omgekeerde rotatie te voorkomen, waardoor een veilige en betrouwbare werking binnen gespecificeerde parameters wordt gegarandeerd.