Een directioneel relais is een beveiligingsapparaat dat in elektrische energiesystemen wordt gebruikt om fouten en afwijkingen te detecteren door de richting van de stroom te bewaken. Het is ontworpen om alleen te werken wanneer de stroom in het bewaakte circuit een vooraf bepaalde drempel overschrijdt en in een gespecificeerde richting stroomt. Directionele relais zijn cruciaal bij het voorkomen van onjuiste uitschakeling tijdens normaal bedrijf en worden gebruikt om fouten in specifieke delen van het elektrische netwerk te isoleren door defecte delen selectief los te koppelen terwijl de rest van het systeem operationeel blijft.
Een niet-directioneel relais werkt daarentegen uitsluitend op basis van de grootte van de stroom die door het bewaakte circuit vloeit, ongeacht de richting ervan. Het schakelt uit of wordt geactiveerd wanneer de stroom een vooraf ingestelde drempel overschrijdt, wat wijst op een fout of abnormale toestand. Niet-directionele relais zijn eenvoudiger en worden vaker gebruikt wanneer de richting van de stroom geen kritische factor is bij foutdetectie of systeembescherming.
Het verschil tussen directionele en niet-directionele stroom ligt in de manier waarop de stroom door het relais wordt gemeten en geïnterpreteerd. Richtstroom verwijst naar de stroom van elektrische stroom in een specifieke richting langs een geleider, die wordt bewaakt en gebruikt door richtingsrelais om de aanwezigheid en locatie van fouten te bepalen. Niet-directionele stroom verwijst eenvoudigweg naar de grootte van de stroom zonder rekening te houden met de richting ervan, geschikt voor gebruik met niet-directionele relais waarbij specificiteit van de foutlocatie niet vereist is.
Een aardfoutrelais is doorgaans een niet-directioneel relais dat wordt gebruikt om aardfouten of aardfouten in elektrische systemen te detecteren. Het bewaakt de onbalans tussen de stroom die door de fasegeleiders vloeit en het retourpad door de aarde. Wanneer er een aardfout optreedt, veroorzaakt de stroom die door de aarde terugkeert een onbalans waardoor het relais uitschakelt en het defecte gedeelte van het systeem wordt geïsoleerd om schade of gevaren te voorkomen.
Zowel directionele als niet-directionele relais worden gebruikt voor parallelle feeders in elektrische energiesystemen om uitgebreide bescherming tegen fouten en afwijkingen te garanderen. Directionele relais worden gebruikt om fouten nauwkeurig te detecteren en te isoleren door rekening te houden met de stroomrichting in elke feeder. Dit helpt bij het voorkomen van onnodig struikelen van gezonde feeders tijdens fouten. Niet-directionele relais bieden extra bescherming door de stroomsterkte te bewaken en te reageren op abnormale omstandigheden, ongeacht de stroomrichting, waardoor de algehele systeembetrouwbaarheid en fouttolerantie in parallelle voedingsconfiguraties worden verbeterd.