Transistors kunnen werken met AC-signalen. Ze kunnen wisselstroomsignalen in verschillende elektronische circuits versterken of schakelen. Bij gebruik als versterkers nemen transistors een klein AC-ingangssignaal en produceren een groter AC-uitgangssignaal, waarbij de golfvormvorm behouden blijft maar de amplitude toeneemt. Als schakelaars kunnen transistors snel worden in- en uitgeschakeld als reactie op een AC-ingangssignaal, waardoor grotere wisselstromen in vermogenselektronica-toepassingen kunnen worden bestuurd.
Transistors worden gebruikt in zowel AC- als DC-circuits. In gelijkstroomcircuits functioneren transistors als schakelaars of versterkers voor gelijkstroom, waarbij ze het signaal regelen of versterken. In AC-circuits worden transistors gebruikt om wisselstroomsignalen te versterken of te schakelen. Door hun veelzijdigheid zijn ze integrale componenten in beide soorten circuits, waardoor een breed scala aan toepassingen in elektronische apparaten mogelijk is.
Een transistor zelf kan gelijkstroom niet rechtstreeks in wisselstroom omzetten. Transistoren zijn echter sleutelcomponenten in circuits die deze conversie uitvoeren, zoals oscillatoren en omvormers. Deze circuits gebruiken transistors om oscillerende signalen te creëren van een gelijkstroomvoedingsbron, waardoor effectief een wisselstroomuitvoer wordt gegenereerd. De transistors schakelen de DC-ingang aan en uit op een specifieke frequentie, waardoor een wisselende golfvorm ontstaat.
MOSFET’s (Metal-Oxide-Semiconductor Field-Effect Transistors) kunnen werken met AC-signalen. Ze worden veel gebruikt in toepassingen met wisselstroom vanwege hun hoge schakelsnelheid en efficiëntie. MOSFET’s worden vaak aangetroffen in voedingen, omvormers en motorbesturingscircuits waar ze AC-signalen schakelen of AC-ingangen versterken. Hun vermogen om hoge spanningen en stromen aan te kunnen, maakt ze geschikt voor verschillende AC-toepassingen.
In een AC-circuit is de functie van een transistor het versterken of schakelen van de AC-signalen. Als versterker neemt een transistor een klein AC-ingangssignaal en produceert een groter AC-uitgangssignaal, waardoor de amplitude toeneemt terwijl de frequentie en vorm van het signaal behouden blijven. Als schakelaar kan een transistor de stroom van wisselstroom regelen, door deze snel aan en uit te zetten als reactie op een stuursignaal. Dankzij deze mogelijkheid kunnen transistors AC-signalen in verschillende elektronische apparaten en systemen beheren en manipuleren.