Het verschil tussen een LED (Light Emitting Diode) en een fotodiode ligt vooral in hun werkingsprincipe en beoogde functie. Een LED is ontworpen om licht uit te zenden wanneer er stroom doorheen stroomt in een voorwaarts voorgespannen toestand. Het bestaat uit een halfgeleiderovergang (p-n-overgang) die fotonen (licht) uitzendt terwijl elektronen en gaten zich over de kruising recombineren. LED’s worden veelvuldig gebruikt in verlichtingstoepassingen, displays, indicatoren en optische communicatiesystemen waar lichtemissie vereist is. Ze worden gekenmerkt door hun vermogen om elektrische energie efficiënt rechtstreeks in licht om te zetten.
Aan de andere kant is een fotodiode ontworpen om licht of fotonen te detecteren en deze om te zetten in elektrische stroom. Het bestaat ook uit een halfgeleiderovergang (pn-overgang), maar werkt in de omgekeerde toestand. Wanneer fotonen de fotodiode raken, genereren ze elektronen-gatparen binnen het uitputtingsgebied van de junctie, wat resulteert in een fotostroom die evenredig is met de intensiteit van het invallende licht. Fotodiodes worden gebruikt in optische sensoren, camera’s, lichtmeters en andere apparaten waarbij het detecteren van licht of het meten van lichtniveaus essentieel is.
Het belangrijkste verschil tussen een standaarddiode en een LED (Light Emitting Diode) ligt in hun doel en functionaliteit. Een diode is een halfgeleiderapparaat met twee aansluitingen dat ervoor zorgt dat de stroom in één richting kan stromen (voorwaartse bias), terwijl deze in de tegenovergestelde richting wordt geblokkeerd (tegengestelde bias). Het bestaat uit een pn-overgang waar stroomgeleiding plaatsvindt als gevolg van de beweging van ladingsdragers (elektronen en gaten) over de kruising. Diodes worden gebruikt in gelijkrichtcircuits, spanningsregeling, signaaldemodulatie en schakeltoepassingen.
Een LED daarentegen is een specifiek type diode dat licht uitzendt wanneer er in voorwaartse richting stroom doorheen vloeit. In tegenstelling tot standaarddiodes die doorgaans worden gebruikt voor gelijkrichting en stroomregeling, zijn LED’s ontworpen om elektrische energie direct om te zetten in lichtenergie. Ze worden gebruikt in verschillende toepassingen, zoals indicatielampjes, displays, autoverlichting en achtergrondverlichting voor elektronische apparaten. LED’s vertonen unieke kenmerken zoals een hoog rendement, helderheid en een lange levensduur in vergelijking met traditionele lichtbronnen.
De term “LED-diode” is overbodig omdat LED al staat voor Light Emitting Diode. Daarom is er geen praktisch verschil tussen een “LED” en een “LED-diode”. Beide termen verwijzen naar hetzelfde halfgeleiderapparaat dat is ontworpen om licht uit te zenden wanneer het voorwaarts is voorgespannen.
Een diode en een fotodiode verschillen voornamelijk in hun werking en toepassing. Beide apparaten delen een vergelijkbare structuur: een halfgeleiderovergang (pn-overgang) maar hun functies zijn verschillend. Een standaarddiode laat de stroom in één richting stromen (voorwaartse bias) en blokkeert deze in de tegenovergestelde richting (reverse bias), waardoor gelijkrichting en controle van de stroom in elektronische circuits mogelijk wordt. Diodes worden gebruikt in voedingen, signaalverwerking en spanningsregeling.
Een fotodiode daarentegen werkt in de omgekeerde voorspanningstoestand en is ontworpen om licht of fotonen te detecteren. Wanneer fotonen de fotodiode raken, creëren ze elektronen-gatparen binnen het uitputtingsgebied van de junctie, wat resulteert in een fotostroom die evenredig is aan de intensiteit van het invallende licht. Fotodiodes worden gebruikt in optische communicatiesystemen, lichtdetectietoepassingen, camera’s en fotometrie om lichtsignalen om te zetten in elektrische signalen voor meting of verwerking. Hun gevoeligheid voor licht maakt ze essentieel in verschillende wetenschappelijke, industriële en consumententoepassingen waar lichtdetectie of optische detectie vereist is.