Polarisatie verwijst naar de oriëntatie van de oscillaties van een golf langs een specifiek vlak. Lichtgolven kunnen gepolariseerd zijn omdat het transversale golven zijn, wat betekent dat de oscillaties (elektrische en magnetische velden) loodrecht staan op de voortplantingsrichting van de golf. Deze loodrechte aard maakt selectieve filtering van lichtgolven mogelijk om hun oscillaties in een specifieke richting uit te lijnen, waardoor ze worden gepolariseerd.
Geluidsgolven zijn daarentegen longitudinale golven, waarbij de oscillaties (compressies en verdunningen) in dezelfde richting plaatsvinden als waarin de golf zich voortplant. Deze longitudinale aard van geluidsgolven verhindert inherent dat ze gepolariseerd worden. In tegenstelling tot transversale golven zoals licht, die loodrechte oscillaties hebben die kunnen worden gefilterd en in een specifieke richting kunnen worden uitgelijnd, staat de compressieaard van geluidsgolven een dergelijke uitlijning niet toe. Daarom treedt polarisatie niet op in geluidsgolven vanwege hun fundamentele voortplantingswijze.
Op dezelfde manier worden watergolven doorgaans ook geclassificeerd als oppervlaktegolven en zijn ze voornamelijk longitudinaal van aard. Deze golven planten zich voort door de verplaatsing van watermoleculen in de richting waarin de golf zich voortplant, vergelijkbaar met hoe geluidsgolven zich door luchtmoleculen voortplanten. Het ontbreken van loodrechte oscillaties in watergolven verhindert ook dat ze gepolariseerd zijn, omdat er geen orthogonale component is die in een specifieke richting kan worden uitgelijnd.
Samenvattend komt het onvermogen van geluidsgolven en watergolven om te polariseren voort uit hun longitudinale aard, waarbij de oscillaties plaatsvinden in de richting van de voortplanting van de golven. Dit staat in contrast met transversale golven zoals licht, die loodrechte oscillaties vertonen die kunnen worden gepolariseerd door ze in een specifieke oriëntatie ten opzichte van de voortbewegingsrichting van de golf uit te lijnen.